De sikhs – het woord betekent 'discipel' – geloven in één universele god en in de leer van de tien goeroes, of spirituele leermeesters. De godsdienst ontstond in de 16de eeuw in noordelijk India. Nog altijd wonen in de Indiase deelstaat Punjab de meeste aanhangers: ongeveer 21 miljoen van de 26 miljoen sikhs. Er zijn ook grote sikh-gemeenschappen in onder andere Maleisië, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada.

Hoewel ze slechts een klein procent van de totale ­Indiase bevolking vormen, zijn ze toch prominent aanwezig in leger, landbouw, sport, industrie en onderwijs. Hard werken in combinatie met een ultieme toewijding aan het geloof kenmerken de sikhs. Hun religie is vrij progressief met als basisgedachten één God, gelijkheid, rechtvaardigheid en vrijheid voor iedereen. Ze erkennen en respecteren dan ook alle andere godsdiensten. Toch waren ze in het verleden vaak het slachtoffer van vervolging en onderdrukking.

In België leven waarschijnlijk tussen de 3.000 en 4.000 sikhs. Sint-Truiden kent een concentratie van sikhs en er staat net als in Vilvoorde een gurudwara , een gebedshuis waar elke zondag wordt gezongen en gegeten.

Een van hun opmerkelijke kenmerken is de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw.  Zo vinden sikhs dat vrouwen in staat moeten zijn om voor zichzelf te zorgen en zich te verdedigen. Daarom dragen zij net als mannen een kleine rituele dolk onder hun kledij: dekhirpaan .

Die dolk is een van de vijf uiterlijke symbolen die sikhs dragen nadat ze gedoopt zijn. De andere vier zijn: kesh , ongeknipt haar; de khanga , een kleine houten kam; de kara , een stalen armband; en de kachha , een soort boxershort die symbool staat voor de trouw aan de huwelijkspartner.

Omdat een gedoopte sikh zijn haren niet mag afknippen - om zijn eenheid met de natuur te benadrukken - dragen ze een tulband. Sikhs worden pas gedoopt als ze er zelf aan toe zijn en een aanzienlijk aantal laat zich pas op latere leeftijd of helemaal niet dopen.